De rol van chirurgie bij de behandeling van tachtigplussers met een stadium I niet-kleincellig longcarcinoom in het tijdperk van stereotactische radiotherapie in Nederland


J.C. de Ruiter, D.J. Heineman, J.M.A. Daniels, J.N.A. van Diessen, R.A.M. Damhuis, K.J. Hartemink

Vrijdag 22 november 2019

11:09 - 11:16u in Zaal 4

Categorieën: Longchirurgie

Parallel sessie: V03 - Vrije voordrachten - HPB & Onco


Introductie

Resectie is de standaardbehandeling van het stadium I niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Stereotactische radiotherapie (SBRT) wordt geadviseerd voor inoperabele patiënten. Een verschuiving van resectie naar SBRT wordt bij oudere patiënten verwacht wegens toenemende comorbiditeit bij deze groep. Deze studie evalueert de invloed van leeftijd op besluitvorming omtrent behandeling en uiteindelijke overleving.

Methode

Data van patiënten met een klinisch stadium I NSCLC die in de periode 2012-2016 gediagnosticeerd zijn en behandeld zijn middels een lobectomie, sublobaire resectie of SBRT, werden retrospectief verkregen vanuit de landelijke database van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). We vergeleken patiëntkarakteristieken en vijfjaarsoverleving tussen SBRT en (sub)lobaire resectie.

Resultaten

8764 patiënten met een klinisch stadium I NSCLC, behandeld middels lobectomie (n=4648), sublobaire resectie (n=394) of SBRT (n=3722), werden geïncludeerd. Tussen 2012 en 2016 nam de SBRT-toepassing voor patiënten van 18-79 en ≥80 jaar toe van respectievelijk 30.8 naar 43.2% en van 75.3 naar 83.7%. Tachtigplussers ontvingen minder vaak systemische adjuvante therapie na postoperatieve pathologische upstaging dan jongere patiënten (3.3% versus 12.5%). Vijfjaarsoverleving voor de gehele onderzoekspopulatie was 70% na chirurgie en 38% na SBRT en voor tachtigplussers respectievelijk 50% en 26%.

Conclusie

Hoewel chirurgie geassocieerd is met een betere vijfjaarsoverleving dan SBRT, speelt selectiebias een rol vanwege meer comorbiditeit in de SBRT-groep. De toegenomen SBRT-toepassing en slechtere overleving onder tachtigplussers reflecteren de fragiliteit van deze patiëntengroep. Determinanten van fragiliteit dienen in deze populatie geïdentificeerd te worden om de patiëntselectie te verbeteren.